Religieuze partijen, iets van het verleden?

Afgelopen week was er veel ophef over de uitspraak van de minister van onderwijs, Arie Slob, over de identiteitsverklaringen die religieuze scholen mogen eisen. De meeste artikelen die sindsdien geschreven zijn over de minister gaan over “uitspraken die een brug te ver gaan” of “homo-uitspraken ontploffen in het gezicht van Arie Slob”.

15 nov. 2020

Wat pas blijkt wanneer je daadwerkelijk de artikelen gaat lezen, is dat Arie hier de huidige stand van zaken in onze grondwet voorleest. In artikel 23 wordt bijzonder (waaronder religieus) onderwijs erkend als ‘gewoon onderwijs’. Vanwege deze erkenning heeft het religieus onderwijs het recht om om identiteitsverklaringen te vragen. Arie spreekt geen mening uit, maar de realiteit. Deze en de voorgaande schoolstrijden zijn een symptoom van een groter probleem: de aanwezigheid van religie in ons politieke systeem. 


Om het huidige conflict met Arie Slob beter te begrijpen moeten we vooral iets dieper duiken in de geschiedenis van bijzonder onderwijs. 

In 1848 heeft Thorbecke voor het recht op onderwijs (nog niet vrijheid van onderwijs) gezorgd, waardoor het de rol van de staat werd om publiek gefinancierd openbaar onderwijs beschikbaar te stellen. Tot 1917 werd alleen publiek onderwijs gefinancierd door de overheid en moesten confessionele scholen zelf het geld betalen. 

Toen vond in het begin van de 20ste eeuw de Schoolstrijd plaats; liberalen en sociaal-democraten wilden algemeen kiesrecht maar konden dat niet voor elkaar krijgen zonder de confessionelen. De confessionelen wilden dat hun religieus onderwijs gefinancierd werd door de staat. De legendarische compromis was dat beiden partijen kregen wat ze wilden; religieus onderwijs wordt betaald door de staat en alle nederlanders krijgen algemeen kiesrecht. 

Deze kleine geschiedenisles leert ons niet alleen dat Nederland een polderland is in hart en nieren, maar ook dat sommige wetten die stammen uit de tijd dat  onze samenleving verzuild was en religie de overhand had, nu nog steeds veel invloed hebben. Nederland was toen veilig verdeeld in zuilen; je speelde, werkte en trouwde met de mensen uit jouw kerkgenootschap of vakbond en stemde altijd op de dezelfde partij die de belangen van jouw gemeenschap vertegenwoordigde. Hoewel dat toen misschien werkte leven we allang niet meer in een verzuilde samenleving. Alle Nederlanders beschikken nu over recht op abortus, euthanasie en het recht om te trouwen met degene waar ze verliefd op worden, wie dat ook is. 

Arie Slob las de grondwet voor, dus als zijn uitspraken zoveel discussie veroorzaken is het tijd om te kijken welke onderdelen van onze grondwet nog passen bij de waarden die wij algemeen geaccepteerd hebben als samenleving. Hierbij wil ik de oproep doen om niet alleen te kijken naar de vrijheid van onderwijs maar juist naar de algemene invloed van religie in onze politiek. Het feit dat onze belastingcenten gaan naar scholen die aan kinderen vragen om hun identiteit te onderdrukken ligt namelijk niet alleen aan artikel 23, het is een gevolg van de aanwezigheid van religie in de politiek. Het is een restant van een onwetende samenleving die wij allang ontgroeid zijn.

Bibi Wielinga

Kandidaat Tweede Kamerlid