Klimaatdoelen: met schaamrood op de kaken in Sharm-el-Sheikh
Nederland gaat de klimaatdoelen, net als veel landen, niet halen. Het doet af aan de geloofwaardigheid van het klimaatakkoord van Parijs en ondermijnt daarmee de wereldwijde kans om klimaatvernietiging tegen te gaan. De rijke, geïndustrialiseerde landen moeten daarom meer doen om klimaatvernietiging te voorkomen en toezeggingen doen aan de armere landen die de klappen van die vernietiging vangen. Want daar gaan letterlijk doden vallen.
Dat Nederland recentelijk de financiële hulp aan arme landen heeft verhoogd om klimaatvernietiging tegen te gaan, is noodzakelijk en dus positief. Maar de COP27-klimaatbijeenkomst in het Egyptische Sharm-el-Sheikh kan alleen slagen als door de rijkere landen - met een groter aandeel in de opwarming - méér concrete inzet wordt getoond om de opwarming van de aarde te voorkomen. Gebeurt dat niet, dan verliest het klimaatakkoord van Parijs van 2015 haar geloofwaardigheid en stevent de wereld jij-bakkend af op een opwarming van twee graden of meer, met desastreuze gevolgen.
Uitgesproken wetenschappers en activisten hebben besloten dit jaar niet naar Egypte af te reizen. Zo heeft Heleen de Coninck, mede-auteur van het laatste IPCC-rapport, besloten niet deel te nemen omdat zij, ook al is fysiek samenkomen vaak nuttig, zij “wel tien keer nadenkt voordat ze in een vliegtuig stapt”. Greta Thunberg heeft een reden van nog activistischer aard, namelijk dat ze geen heil meer ziet in de “bla bla bla” van regeringsleiders.
En terwijl wetenschappers en activisten afhaken, zullen de Egyptische conferentiezalen wel volstromen met lobbyisten uit de fossiele industrie. CNN becijferde vorig jaar dat meer dan 500 lobbyisten uit de fossiele industrie bij de COP26 in Glasgow aanwezig waren, meer nog dan landenvertegenwoordigers. Het kan niet zo zijn dat nog een dag langer geluisterd wordt naar fossiele belangen. Daarom vroeg ik minister Jetten van Klimaat en Energie tijdens het Tweede Kamerdebat over de COP27 - op de dag dat Shell nota bene onze minister-president een speciaal briefje for his eyes only gaf - te garanderen dat hij alle afsprakencontacten van de dertien ministers aanwezig op de COP27 vrijgeeft.
Bovenstaande zegt veel over de staat van het wereldwijde klimaatbeleid: jaarlijks spreken regeringsleiders hun ambities uit, maar het behalen van doelstellingen blijft telkens achter - wie weet vanwege welke fossiele belangen -, met opwarming tot gevolg. Dat Nederland de afgelopen jaren haar klimaatdoelen, en daarmee het Urgenda-vonnis haalde was niet te danken aan ambitieus klimaatbeleid, maar aan de coronacrisis. Sindsdien zien we weer een stijging in de CO2-uitstoot. De consequenties van de nalatigheid reiken inmiddels tot in onze eigen achtertuinen: we keken deze zomer uit over kurkdroge weilanden en waterschaarste dreigde.
Intussen hebben uitgerekend de armste landen, die zelf niet bijdragen aan de opwarming van de aarde, het ’t zwaarst te verduren. De overstromingen in Pakistan en Nigeria, het wegvagen van hele eilandengroepen in de Stille Oceaan: de Nederlandse stikstofproblematiek valt erbij in het niet. En of je het nu wel of niet eens bent met het besmeuren van nationale parels in musea, om de urgentie van de boodschap van demonstranten kunnen we niet meer heen. De planeet is de afgelopen decennia al met 1,2 graden opgewarmd.
De grootste vervuilers, waaronder Nederland, komen hun belofte om armere, minder vervuilende landen te helpen in klimaatmitigatie en -adaptatie niet na, blijkt uit een vorige maand verschenen rapport van Oxfam-Novib. Landen negeren daarmee een afspraak die ruim tien jaar geleden is gemaakt. Ook komen arme landen vaak in de knel als zij via leningen geld toegeschoven krijgen. Terugbetalen is moeilijk en creëert afhankelijkheid. Het vertrouwen tussen rijke en arme landen komt zo onder druk te staan, het verkleint de kans op toekomstige successen in het internationale klimaatbeleid en zet daarmee het terugdringen van CO2-uitstoot wereldwijd op het spel. En dat is voor geen levend wezen op aarde wenselijk.
Dat Nederland recentelijk haar bijdrage voor klimaathulp aan armere landen heeft verhoogd, is positief. Maar het valt niet te rijmen met de investeringen die Nederland nog altijd doet in de fossiele brandstoffen van diezelfde landen. De afspraak om subsidies voor fossiele brandstoffen uit te faseren staat nota bene in de raadsconclusies van de COP, maar Nederland komt deze afspraak niet na. Het ondermijnt wederom de geloofwaardigheid van het internationale klimaatakkoord: waarom zouden andere landen zich wel aan afspraken houden? Nederland heeft zo bovendien geen recht van spreken als het aankomt op het aanspreken van andere landen die hun afspraken niet nakomen.
De Nederlandse afvaardiging zal daarom volgende week in Egypte de wereld moeten tonen dat zijzelf daadwerkelijk uitvoering geeft aan het reduceren van CO2-uitstoot, om zo de geloofwaardigheid en de noodzaak van het uitvoeren van de internationale klimaatdoelen niet te ondermijnen.
Wat betekent dat concreet voor Nederland? Het begint bij het per direct - dus niet met een jaar extra speling - stopzetten van subsidies voor fossiele projecten in en buiten Europa. Dat had vorig jaar al bij de COP26 moeten gebeuren, dus het wordt nu echt de hoogste tijd. Het betekent ook dat Nederland met andere rijke geïndustrialiseerde landen grotere potten subsidies toe moet zeggen aan armere landen; dus geen leningen of indirecte private investeringen meer. Nederland, en met ons alle rijke geïndustrialiseerde landen, moet haar aandeel nemen in de internationale klimaatafspraken. Alleen als wij het voortouw nemen, zal de internationale gemeenschap bereidwillig en in staat zijn de wereldwijde opwarming binnen de perken te houden.