De bezuinigingen op ons onderwijs: hoe de domheid regeert
"De domheid regeert." Met die woorden opende ik op 25 maart mijn bijdrage aan het debat over de begroting voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Ik verwees daarmee naar de titel van het boek van Sander Schimmelpenninck, die in zijn werk blootlegt hoe kortetermijndenken en populisme onze samenleving uithollen. Zijn analyse was nog nooit zo op zijn plaats.

Wat dit kabinet doet met het hoger onderwijs is niet slechts een financiële keuze, het is een aanval op de kern van ons onderwijssysteem die regelrecht leidt tot een fundamentele uitholling van onze toekomst. Kennis is immers de motor van vooruitgang en juist daar wordt nu keihard op bezuinigd.
Wat is er mis met deze begrotingswet?
Tijdens het debat op 25 maart, en in de derde termijn op 1 april, heb ik namens Volt duidelijk gemaakt dat deze onderwijsbegroting niet alleen inhoudelijk desastreus is, maar ook juridisch volkomen onhoudbaar is. Universiteiten en hogescholen worden door deze bezuinigingen gedwongen te reorganiseren. Tijdelijke contracten worden niet verlengd en vaste aanstellingen komen onder druk te staan. Investeringen in talentontwikkeling worden zomaar van tafel geveegd, zonder onderbouwing of overgangsmaatregel. Dat is niet alleen slecht beleid, het is een klap in het gezicht van studenten, docenten én onderzoekers die van oudsher vertrouwen op de overheid.
Maar de grote vraag is: mag dit eigenlijk wel?
In 2022 heeft de toenmalige minister van OCW duidelijke afspraken gemaakt met universiteiten en hogescholen. Hij beloofde dat er tien jaar lang geld beschikbaar zou zijn voor speciale beurzen voor onderzoekers en docenten. Die beurzen moesten zorgen voor meer zekerheid en minder werkdruk. Nu wil dit kabinet deze afspraak plotseling eenzijdig intrekken.
Als de overheid zulke afspraken maakt, dan moet zij zich daaraan houden – tenzij vooraf duidelijk is aangegeven dat de afspraken wellicht niet doorgaan. Dat is in dit geval niet gebeurd. Juridische regels zeggen: als je zo'n afspraak maakt en nergens vermeldt dat het vrijblijvend is, dan kun je daar naderhand niet zomaar onderuit. En als je dat tóch wilt doen, dan kun je naar de rechter stappen. Samengevat: de huidige minister komt zijn belofte niet na en dat is niet alleen verwerpelijk – het is juridisch niet geoorloofd.
De Eerste Kamer is er om wetten te toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Als we deze signalen negeren, schuiven we onze verantwoordelijkheid af op de rechter. Volt kiest daar vanzelfsprekend niet voor. Wij stemmen tegen deze OCW-begroting omdat het hoger onderwijs recht heeft op de navolging van gemaakte afspraken. Een betrouwbare overheid dient zich aan haar woord te houden. Wij zijn principieel tegen bezuinigingen op het onderwijs, omdat investeren in het onderwijs altijd sociaal en maatschappelijk rendeert.
Wat is er uit het debat gekomen?
Vanuit deze overwegingen heeft Volt uiteraard tegen deze OCW-begroting gestemd. Niet alleen vanwege de harde bezuinigingen, maar ook omdat deze plannen fundamenteel botsen met onze visie op onderwijs als pijler van vrijheid, vooruitgang, verbinding en rechtvaardigheid. Tot onze grote verbazing - en ongenoegen - kreeg deze begroting tóch een meerderheid in de Eerste Kamer.
Volt stopt hier echter niet. Wij blijven ons inzetten voor een land dat investeert in kennis, talent en internationale samenwerking. Voor onderwijs dat kansen biedt in plaats van deuren sluit. Voor bloeiend onderwijs en onderzoek in plaats van deze te beknotten. Want wie nu bezuinigt op kennis betaalt daar later de hoogste prijs voor.