Met alleen een partijverbod slaat het kabinet de plank mis
Door alleen een partijverbod op te nemen in het wetsvoorstel Wet politieke partijen introduceert het kabinet een politiek kernwapen dat vermoedelijk vanwege zijn alles-of-niets-aard nooit gebruikt zal worden. Daardoor kunnen kwaadwillende partijen doorgaan met hun ondermijnende werk en is de wet nutteloos. Volt wil daarom dat een waarschuwende escalatieladder wordt opgenomen in de wet.
Vier jaar deed het wetsvoorstel Wet politieke partijen erover om van het bureau van de minister van Binnenlandse Zaken naar de Tweede Kamer te komen voor behandeling. En hoewel een partijverbod erin staat – het meest in het oog springende voorstel van de Staatscommissie Remkes uit 2018, waarop het wetsvoorstel is gebaseerd – ontbreekt gek genoeg de escalatieladder die de commissie óók voorstelde.
Het wetsvoorstel van het kabinet zoals het er nu ligt regelt dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad alleen een verzoek kan doen voor een partijverbod. Zulke zware maatregelen tegen politieke partijen moeten niet lichtzinnig genomen worden; met alleen de nucleaire optie van het partijverbod neemt de kans toe dat disproportioneel hard ingegrepen wordt. Hierom mag – terecht – verwacht worden dat de Hoge Raad aan zo’n verzoek een zeer hoge graad van bewijslast verbindt.
Vanwege het risico op disproportionaliteit en de hoge bewijslast zal een procureur-generaal zeer terughoudend zijn met het vragen om een partijverbod. Dan zal het dus niet ingezet worden, waarmee het wetsvoorstel zijn nut verliest. Want waarom zouden kwaadwillenden bang zijn voor een sanctie die toch niet toegepast wordt?
Verwacht mag worden dat zij hun ondermijnende werk voortzetten, maar nét weg zullen blijven bij het randje waar de procureur-generaal “tot hier en niet verder” zegt. Net zoals nu al aan de lopende band gebeurt en de reden waarom wij en andere partijen in de Tweede Kamer willen dat er betere wetgeving komt die het recht het gereedschap biedt om in te grijpen wanneer grenzen overschreden worden.
Dit alles besefte de Staatscommissie Remkes zich al in 2018. Men stelde voor een partij eerst een tik op de vingers te kunnen geven zonder meteen het zwaarste wapen uit de kast te moeten halen: de escalatieladder.
Drie treden
De staatscommissie suggereerde drie treden. De eerste is het aanpakken van volksvertegenwoordigers die haat zaaien, opruien of aanzetten tot geweld. Dit is geregeld in het strafrecht.
Nieuwe opties bevinden zich in de tweede trede: de bestuurlijke maatregelen. Zoals het (al dan niet tijdelijk) stopzetten van de financiering – een politieke partij met zetels in de Tweede Kamer krijgt immers overheidssubsidie –, het ontzeggen van overheids faciliteiten of het (tijdelijk) uitsluiten van deelname aan een verkiezing, of een combinatie van de drie. Allen zijn op zichzelf al forse maatregelen.
De derde trede op de escalatieladder is dan het partijverbod, het ultimo remedium dat zeer terughoudend en wat Volt betreft moet worden ingezet wanneer de kwaadwillende partij zich niks aantrekt van de bestuurlijke maatregelen en voortgaat op de ingeslagen, democratie-ondermijnende weg.
Van sanctiemaatregelen moet net als in het strafrecht immers niet alleen een bestraffende, maar ook afschrikkende werking uitgaan. En zo kan het ook fungeren als een remmend middel op de glijdende schaal van antidemocratische sentimenten, waarvan we zeer recent nog de gevolgen konden zien in Brazilië, toen aanhangers van de verslagen rechts-populistische president Bolsonaro het parlement en overheidsgebouwen bestormden.
Daarom komen wij tijdens de behandeling in de Tweede Kamer met een amendement op het wetsvoorstel dat zo’n escalatieladder creëert.
Dit stuk is geschreven door Laurens Dassen, fractievoorzitter van Volt in de Tweede Kamer.