In een onveilige wereld kiest dit kabinet voor wegkijken

Op 11 maart 2025 vond in de Eerste Kamer een debat plaats over de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Minister Klever stelde voor om fors te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking, juist in de landen die deze steun het hardst nodig hebben. Dit zou de meest kwetsbare gemeenschappen zwaar treffen en toont een gebrek aan solidariteit, barmhartigheid en rechtvaardigheid.

24 apr. 2025

Volt vindt dat Nederland juist moet investeren in internationale samenwerking, omdat dit bijdraagt aan het voorkomen van conflicten en het bevorderen van wereldwijde vrede, stabiliteit en duurzaamheid.

De problemen van deze begrotingswet

Wij zien drie grote problemen in het voorgestelde budget voor ontwikkelingssamenwerking. Ten eerste gaat het totale budget voor ontwikkelingshulp met zo’n 40% omlaag. Dat schaadt de belangen en reputatie van Nederland, omdat er grootschalig wordt gekort op programma’s die wereldwijd bijdragen aan vrede, stabiliteit en gelijke rechten voor iedereen. Ten tweede wordt de rol van maatschappelijke organisaties teruggedrongen en verschuift de focus naar samenwerking met het bedrijfsleven, wat de onafhankelijkheid en het maatschappelijke draagvlak van ontwikkelingsprojecten kan ondermijnen. Ten derde kiest dit kabinet ervoor om het ontwikkelingsbudget (ODA) niet langer te koppelen aan het bruto nationaal inkomen (BNI) in Nederland. Vijftig jaar lang groeide dit budget mee met onze economie, zodat als in Nederland de welvaart stijgt, onze inzet voor wereldwijde armoedebestrijding ook stijgt. De regering laat die koppeling in de begroting van 2025 los  om 2 miljard extra te kunnen bezuinigen. Nederland besteedt daarmee nog maar 0,44% van het BNI aan ontwikkelingssamenwerking. Dat is in strijd met internationale afspraken, waarbinnen Nederland zich heeft verbonden om minstens 0,7% van het BNI aan ontwikkelingssamenwerking te besteden (de zogeheten OESO-norm). Het loslaten van de koppeling betekent minder voorspelbare en minder structurele hulp, terwijl stabiliteit en langetermijnplanning belangrijk zijn voor effectieve ontwikkelingssamenwerking.

Tijdens het debat wees ik op het gebrek aan samenhang in en uitvoerbaarheid van het voorgestelde beleid. De minister beweert dat de bezuinigingen niet gerelateerd zijn aan geopolitieke ontwikkelingen, waarmee hij de veranderende wereldpolitiek compleet negeert. Voor Volt is dat onbegrijpelijk. De oorlog in Oekraïne, de invloed van China, Rusland en de Golfstaten, en de onzekere koers van de VS, vragen juist om een versterking van internationale samenwerking. In plaats van te bezuinigen, moet Nederland inzetten op diplomatie en strategische allianties om te reageren op deze complexe wereldsituatie. Het negeren van deze realiteit maakt ons kwetsbaar en brengt de toekomst van onze veiligheid en welvaart in gevaar.

Ik heb de minister ook vragen gesteld over de rechtmatigheid van het openbreken van het contract met UNRWA, de organisatie die essentiële hulp biedt aan de Palestijnse bevolking, waaronder die in Gaza. UNRWA biedt belangrijke diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg en voedselhulp aan vluchtelingen. Het beëindigen van een bestaand contract kan aanzienlijke juridische en praktische gevolgen hebben, vooral vanwege de langdurige afspraken die vaak niet zomaar gewijzigd kunnen worden. De minister heeft bevestigd dat het contract met UNRWA onder de geldende lopende juridische verplichtingen valt, wat in mijn interpretatie betekent dat het niet kan worden opgezegd.

Wat is er uit het debat gekomen?

Het wetsvoorstel om te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking kreeg een meerderheid in de Kamer. Een zeer teleurstellende uitkomst. Volt wil geen stilstand maar vooruitgang, voor iedereen, overal ter wereld. Het schrappen van deze financiering staat haaks op de waarden die Nederland zou moeten uitdragen en brengt cruciale programma’s in gevaar. Volt blijft zich daarom sterk maken voor het behoud van deze middelen en roept de regering op om alsnog verantwoordelijkheid te nemen en de negatieve gevolgen van deze bezuinigingen ongedaan te maken, of in ieder geval te beperken.

De oppositie diende een motie in om de koppeling tussen het ODA-budget en het bruto nationaal inkomen (BNI) te herstellen. Wij hebben geaarzeld of we die motie moesten steunen. Niet omdat wij de koppeling niet hersteld willen zien - dat vindt Volt ook heel belangrijk - maar omdat de gedoogpartijen de motie zouden kunnen aangrijpen als excuus om vóór de begroting te stemmen. Het woog in dit geval zwaarder om het signaal over de koppeling aan het kabinet af te geven, dus we hebben besloten de motie aan een meerderheid te helpen. Wel heb ik de indiener gevraagd de tekst van de motie aan te scherpen. De motie vraagt de regering nu om de huidige systematiek van de koppeling tussen ODA en BNI te waarborgen, bij voorkeur vanaf 2025, maar in ieder geval per 2026. In mijn stemverklaring bij de motie heb ik benadrukt dat we nu wel van al onze collega’s in de Kamer die voorstander van de koppeling zijn verwachten dat zij die bij volgende begrotingsbehandelingen ook echt zullen afdwingen in de wet zelf, ook als ze daarvoor een begroting moeten terugsturen. 

Volt heeft ook een motie van D66 mede-ingediend die de regering opriep om bestaande financiering voor mensenrechten, vrouwenrechten en lhbtqi+-rechten te waarborgen, zodat cruciale programma’s en projecten niet abrupt hoeven te eindigen. Tot mijn grote verbazing werd de motie verworpen. 

Juist in een onzekere wereld moeten we investeren in solidariteit, internationale samenwerking en mensenrechten — niet bezuinigen op wat ons als land groot maakt. Hoewel de Eerste Kamer geen begrotingen vaststelt, gebruiken wij onze rol om te toetsen, te controleren en signalen af te geven. En dat blijven we doen — vanuit de waarden van Volt, met het oog op een rechtvaardige en toekomstgerichte wereld.