De Eurokloof
Eurokloof dichten vraagt meer dan gemeenschappelijke taal en media-aandacht
Afgelopen zondag sloeg Arjan Lubach in zijn show ‘Zondag Met Lubach’ de spijker op zijn kop. Een jaar geleden, in dezelfde show, smeekte hij de Europese Commissie om de tests die bepalen hoe schadelijk sigaretten zijn - ontworpen door de tabaksindustrie - te heroverwegen.
Door de oproep van Lubach probeerden honderden Europeanen de Europese Commissie hier via Twitter op aan te spreken, door berichten te sturen naar Eurocommissaris Stella Kyriakides. Ondanks dat ze er veel volgers bij kreeg, was het zonder resultaat.
Nu, een jaar later, is er nog steeds niets veranderd. Lubach spreekt terecht over een Eurokloof: het gat tussen de Europeanen en de Europees politiek. Deze kloof is onder meer een gevolg van het ontbreken van media-aandacht, van een gemeenschappelijke taal, en eigenlijk is er niemand die al deze Europese politici kent (terwijl er alleen al in het Europees Parlement maar liefst 705 zijn, waarvan 29 uit Nederland). Kortom: het Europese debat bestaat niet.
Hoewel veel Nederlanders (terecht) geen flauw benul hebben wie de Europese politici zijn, beslissen zij wel over fundamentele zaken die ons leven direct beïnvloeden. Zo schrijft de Europese Commissie voor hoeveel nicotine maximaal in een sigaret mag zitten. Dit wordt getoetst met een apparaat dat is ontworpen door de tabaksindustrie zelf. Dat daar vervolgens lagere nicotine-waarden worden weergegeven dan een roker in de praktijk binnenkrijgt, begrijpt iedereen. Overigens gaat het hier om dezelfde industrie die massaal aan belastingontwijking doet via Nederland.
Een jaar geleden riep Lubach daarom zijn kijkers op om de verantwoordelijke Eurocommissaris Kyriakides te vragen deze test te vervangen. Maar daar kwam geen reactie op. De Europese politiek kan dus moeilijk tot de verantwoording worden geroepen. Zelfs niet als ze de belangen van de tabaksindustrie boven de gezondheidsbelangen van ons stelt.
Het Europees Parlement, onze democratisch verkozen vertegenwoordigers, zou deze belangen moeten beschermen. Maar dat kunnen ze niet. In Nederland kunnen Tweede Kamerleden een minister ter verantwoording roepen als er misstanden worden geconstateerd. Daarbij hebben ze de mogelijkheid om een motie in te dienen en als ze een meerderheid van de kamer achter zich krijgen, moet de betreffende minister met deze motie aan de slag. Indien dit niet adequate gebeurt, kan de Kamer de minister dwingen uit functie te treden door het vertrouwen op te zeggen.
Europarlementariërs hebben deze mogelijkheden niet. Zij kunnen geen gebruik maken van het zogenaamde ‘recht van initiatief’. En ook kunnen zijn niet het vertrouwen opzeggen in individuele Eurocommissarissen. De enige direct gekozen Europese volksvertegenwoordigers hebben maar zeer beperkt de mogelijkheid om het Europese debat te sturen. Dit is een fors democratisch tekort.
Lubach signaleert terecht dat er dringend veranderingen nodig zijn om het Europese debat naar de Europeanen te brengen. De taal van het debat moet veranderen, er moet meer media-aandacht voor komen en de burgers moeten hun politici kennen. Maar om van de Europese Unie een echte democratie te maken, is meer nodig. Dan moeten er ook institutionele veranderingen worden doorgevoerd. Zodat onze democratisch gekozen volksvertegenwoordigers, de Europarlementariërs, ook zelf het recht hebben om wetten te maken en in te dienen. Om beleid af te dwingen en om ons goed te vertegenwoordigen. Dan zullen we ze ook vaker terug zien op TV en in de krant. Alleen dan kan de ‘Eurokloof’ overbrugd worden.