De crisis in Afghanistan is een wake-upcall. Op naar een Europese krijgsmacht
De crisis in Afghanistan heeft laten zien dat de Amerikanen niet meer de kastanjes uit het vuur gaan halen voor de westerse wereld. Europa zal daarom snel moeten werken aan een eigen, Europese krijgsmacht, vindt Laurens Dassen, fractievoorzitter van Volt in de Tweede Kamer.
Toen duidelijk werd dat de Amerikanen Afghanistan gingen verlaten heeft de Britse minister van Defensie Ben Wallace het nog geprobeerd. Vanuit Londen belde hij Parijs, Berlijn en Brussel. Hij vroeg zijn collega’s om tijdens het vertrek van de Amerikanen Europese militairen te sturen om de evacuaties te kunnen continueren. Hij kreeg nul op het rekest. De afhankelijkheid van de Amerikanen legde de zwakte van Europa wederom bloot. We lieten mensen in de steek.
Het zal nog even duren voor Europeanen echt hebben verwerkt wat er allemaal precies is gebeurd in Afghanistan. Hadden we de snelle opmars van de Taliban kunnen voorzien? Moesten we niet eerder beginnen met de evacuaties? De meest fundamentele vraag is nauwelijks gesteld: hoe zorgen we ervoor dat we in Europa minder afhankelijk van de Amerikanen zijn?
Tijd voor een Europese oplossing
Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen en de Navo onze veiligheid gegarandeerd. Deze bescherming heeft ons in slaap gesust. China en Rusland zijn sterk aan het militariseren. In de cyberoorlog bespioneren en saboteren deze landen onze overheden en bedrijven. Al onder president Obama is de Amerikaanse focus verschoven naar Azië. De crisis in Afghanistan is een wake-upcall. Het is nu tijd voor een Europese oplossing.
Dat dacht EU-buitenlandchef Josep Borrell ook. Onlangs kwam hij met een plan voor een Europese defensiemacht, bestaande uit vijftigduizend mannen en vrouwen. Dat plan is niet nieuw. In 1999 hadden de Europese leiders al afgesproken dat een soortgelijke troepenmacht in 2003 klaar moest staan. Borrell verwachtte na de Afghanistancrisis een doorbraak. Maar op de top van Europese defensieministers in Slovenië van afgelopen donderdag bleek dat de lidstaten nog steeds verdeeld zijn.
Het idee van een Europese krijgsmacht is niet zonder problemen en roept allerlei vragen op. Uiteindelijk zijn het toch nationale parlementen die besluiten om nationale soldaten uit te zenden? We kunnen toch niet zonder de Amerikanen en de Navo onze veiligheid garanderen?
Toch moeten we nadenken wat we gaan doen als de Amerikanen zich nog verder terugtrekken uit het buitenland. Soft power, de inzet van diplomatie en onder andere sancties, is alleen succesvol met geloofwaardige militaire back-up.
Koop eerst eens samen in
Daarom is het verstandig om de eerste echte stappen te zetten naar een Europese krijgsmacht, te beginnen bij een Europese pijler in de Navo. Begin met het op grote schaal gezamenlijk inkopen en onderhouden van militair materieel. Uit diverse rapporten blijkt dat we daar per jaar al tientallen miljarden euro mee kunnen besparen.
De meeste EU-lidstaten voldoen bij lange na niet aan de Navo-norm om 2 procent van het bbp bij te dragen aan het bondgenootschap. We moeten dus ook meer in defensie gaan investeren. Als de Europese pijler binnen de Navo eigenstandig kan opereren, wordt Europa minder afhankelijk van de Amerikanen. Tegelijkertijd wordt de Navo sterker. Hetzelfde geldt voor de vorming van een Europese cyberforce.
De tijd dat Europa voor een dubbeltje op de eerste rang kon zitten is voorbij. In een wereld waarin de Russische president Vladimir Poetin geen boodschap heeft aan nationale grenzen, de Chinese president Xi Jinping zichzelf voor het leven benoemt en Amerika bovendien genoeg heeft aan zijn eigen problemen, zal Europa zichzelf moeten gaan verdedigen.
Een Europese minister van defensie en een Europese parlementaire democratie zijn de stippen op de horizon. Laten we daarom beginnen met een Europese pijler in de Navo. Tijd om uit de schuttersputjes van de nationale zuilen te komen en samen op te komen voor de Europese vrijheid.
Gepubliceerd in Trouw; Geschreven door Laurens Dassen (fractievoorzitter voor Volt in de Tweede Kamer)
Foto: © European Union 2014 - European Parliament