Lul niet recht wat krom is, maar maak rond wat recht is
Als er wordt gesproken over duurzaamheid, dan gaat het vaak al snel over de circulaire economie: een economie waarin alles zo goed mogelijk wordt hérgebruikt tot het is ópgebruikt. Het huidige kabinet wil dit in 2050 bereiken. Een mooi streven, maar is het haalbaar? Niet met de huidige koers.
We gaan nu niet duurzaam om met de grondstoffen die we tot onze beschikking hebben. Met ons huidige systeem onttrekken we meer grondstoffen aan de planeet, dan dat we er terug in stoppen. Voor de hand liggende voorbeelden zijn fossiele brandstoffen en zeldzame aardmetalen, maar ook overbevissing en het leegtrekken van onze landbouwgrond zijn hier voorbeelden van. Nu al lopen we tegen allerlei tekorten aan en die tekorten zullen zonder veranderingen in ons doen en laten enkel toenemen. Ook veel natuur- en milieuproblemen komen voort uit onze achteloze omgang met grondstoffen. De gevolgen van de uitstoot van afvalstoffen vallen niet meer te ontkennen: versnelde klimaatverandering en de dramatische staat van de biodiversiteit.
Een circulaire economie kan uitkomst bieden. In een circulaire economie draait het om het zo efficiënt mogelijk gebruiken van grondstoffen. Dat betekent dat er zo min mogelijk grondstoffen worden gebruikt, dat niet-hernieuwbare grondstoffen zoveel mogelijk worden vervangen door hernieuwbare grondstoffen en dat de grondstoffen in de economie zo goed mogelijk worden her- en opgebruikt. Simpel samengevat: in een circulaire economie is less more.
Sinds dit jaar publiceert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de voortgang van de omslag naar een circulaire economie. Twee keer per jaar zal het PBL de Integrale Circulaire-Economie Rapportage (ICER) uitbrengen en daarin “een samenvattend beeld van het Nederlandse grondstoffengebruik en de daaraan verbonden milieudruk en sociaaleconomische effecten” geven.[1] Op 21 januari kwam de eerste versie van de ICER uit en de conclusies zijn pijnlijk.[2]
● Sinds 2010 gebruikt Nederland nog steeds meer grondstoffen.
● Zes van de zeven nationale afvaldoelen, met betrekking tot de hoeveelheid afval, worden waarschijnlijk niet gehaald.
● Het landgebruik voor de Nederlandse economie is, voornamelijk buiten Nederland, toegenomen.
● De leveringsrisico’s zijn toegenomen, door de afhankelijkheid van zeldzame aardmaterialen.
● De energietransitie kan vertraging oplopen door de grote inzet op zonnepanelen, groene waterstof en elektrische auto’s.
Hoewel er ook positieve conclusies zijn getrokken door het PBL, is de tendens duidelijk en zorgwekkend: Nederland doet te weinig om de duurzaamheidstransitie te versnellen. Het is heel goed dat de voetafdrukken van broeikasgasemissies tussen 2010 en 2016 licht zijn afgenomen en dat de grondstoffenefficiëntie is toegenomen, maar dit is niet het resultaat van een zich ontwikkelende circulaire economie.[3] Het is het gevolg van toegenomen efficiëntie in onze bestaande lineaire economie. De economie die erop gericht is om zoveel mogelijk te produceren en zoveel mogelijk te verkopen; waarin zoveel mogelijk kosten uit het productieproces weggeslepen worden, als die niet direct winstmarges vergroten. De lineaire economie die drijft op economische groei.
Het probleem in de transitie naar een circulaire economie is de vrijblijvendheid. De Nederlandse duurzaamheidstransitie wordt niet afgedwongen, maar is gebaseerd op goede intenties en onsamenhangende interventies. Via convenanten en doelstellingen probeert de overheid tevergeefs de verantwoordelijkheid bij bedrijven en consumenten te leggen. Hierdoor worden ‘kringloop’ en ‘circulair’ modetermen die een sociaal-maatschappelijke betrokkenheid veinzen, maar in de praktijk holle frasen blijken. Het falen van de grote industriële bedrijven die het ‘Meerjarenafspraken energie-efficiëntie’-convenant (MEE-convenant) ondertekend hebben, is typerend. Terwijl een energiebesparing van 2% was afgesproken, is over de hele linie niet meer behaald dan zou worden bespaard zonder extra beleid.[4] Dat is iets meer dan 1%. Oftewel, deze bedrijven hebben hun target met bijna 50% gemist.
Om de duurzaamheidstransitie te accelereren, en kwaliteit en natuur centraal te stellen, moet de vrijblijvendheid aan banden worden gelegd. We kunnen ons economische systeem alleen tijdig veranderen, door de spelregels van het systeem aan te passen. Laten we daarom de garantietermijn verlengen, milieueffecten doorrekenen in de productprijs en harde afspraken maken met winkelketens over de ruimte die duurzamere producten krijgen in de schappen.[5] Alleen met adequaat klimaatbeleid kunnen we de lijn tot een cirkel buigen.
De beste plek om zulk beleid vast te leggen, is in Europa. Via de EU kunnen we het speelveld tussen lidstaten gelijk houden en beleid tussen landen harmoniseren en verbeteren. Dat betekent niet dat we in Nederland achterover kunnen leunen. We zijn de vrijblijvendheid voorbij. Het is tijd voor actie. Tijd voor een politiek die natuur en welzijn centraal stelt. Tijd voor Volt.
Voor een duurzaam Nederland in een groen Europa.
Floris Eigenhuis
Kandidaat Tweede Kamerlid
[1] PBL, ‘ICER 2021: Gebruik grondstoffen daalt nauwelijks, intensivering circulaire-economiebeleid nodig’, website PBL, gepubliceerd op 21-01-2021, laatst geraadpleegd op 28-01-2021, https://www.pbl.nl/nieuws/2021/icer-2021-gebruik-grondstoffen-daalt-nauwelijks-intensivering-circulaire-economiebeleid-nodig.
[2] PBL, Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021 (Den Haag, 2021), 31-34.
[3] PBL, Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021, respectievelijk 33 en 31.
[4] E. van der Walle, ‘Grote bedrijven maken hun belofte om energie te besparen niet waar’, website NRC, gepubliceerd op 03-01-2021, laatst geraadpleegd op 28-01-2021, https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/03/grote-bedrijven-maken-hun-belofte-om-energie-te-besparen-niet-waar-a4025985.
[5] R. Bouwmeester, ‘Afzet biologisch stijgt fors bij aanpassing winkelschap’, website De Nieuwe Oogst, gepubliceerd op 18-01-2021, laatst geraadpleegd op 28-01-2021, https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2021/01/18/afzet-biologisch-stijgt-fors-bij-aanpassing-winkelschap.