Bijdrage Itay over ervaringen van Palestijnse Amsterdammers
Tijdens de raadsvergadering besprak de gemeenteraad van Amsterdam het agendapunt over ervaringen van Palestijnse Amsterdammers. Tijdens dit debat deed ons raadslid Itay Garmy een mooie bijdrage. Deze kun je hier lezen.

Bijdrage
Eerlijk gezegd heb ik getwijfeld of ik vandaag deze bijdrage moest leveren. Elk woord wat ik hierover uitspreek wordt extra zwaar gewogen. Omdat ik Israëlisch ben. Omdat ik Joods ben. Door de een als te kritisch, door de ander als niet kritisch genoeg. En intussen lijkt het gesprek steeds vaker te gaan over of je wel ‘aan de goede kant’ staat, of je wel de juiste woorden gebruikt.
Juist daarom voel ik de verantwoordelijkheid om mij uit te spreken — niet ondanks mijn achtergrond, maar erdoor. Om aan Palestijnen te laten zien dat ik naast hen sta in hun strijd voor mensenrechten. Want uiteindelijk zou de vraag niet moeten zijn wie gelijk heeft, maar hoe we mensen samenbrengen om het lijden te stoppen en vrede mogelijk te maken. Daarvoor is een sterk, verbindend midden nodig — geen debat dat vastloopt in polarisatie en terminologie.
Ik spreek vandaag niet om mezelf te centreren of om geopolitieke analyses te geven, maar om iets fundamentelers te benoemen: menselijkheid. Want wie luistert naar iemand die familie heeft verloren, of leeft met de voortdurende angst of vrienden nog in leven zijn, die kan niets anders dan empathie voelen. Ongeacht wie je bent. Ongeacht je afkomst of overtuiging. Dit gaat niet over schuld of partij kiezen. Dit gaat over het erkennen van andermans pijn. Het agendapunt van vandaag gaat over de discriminatie van Palestijnen. En daar ga ik zo wat over zeggen. Maar eerst wil ik iets delen over het grotere beeld, het menselijke beeld, dat daaraan voorafgaat.
Wat we al anderhalf jaar zien, is een onafgebroken stroom van menselijk leed. Het leed van Palestijnen in Gaza. Op de Westelijke Jordaanoever. Van mensen zonder dak boven hun hoofd. Zonder voedsel. Zonder medische zorg. Mensen die niet weten of ze morgen nog leven door aanhoudende bombardementen. Families die alles zijn kwijtgeraakt. En niemand die hen beschermt.
Ook Israëliërs lijden. Gegijzelden die in de steek zijn gelaten door hun eigen regering en onder verschrikkelijke omstandigheden gevangen worden vastgehouden door een terreurorganisatie. Hun families leven al anderhalf jaar in volledige onzekerheid over het lot van hun dierbaren. En daarbovenop: de voortdurende angst voor raketaanvallen, voor aanslagen. Zowel Palestijnen als Israëliërs worden gegijzeld door hun eigen machthebbers. Door leiders die vasthouden aan haat, verdeeldheid en macht. Die geen uitweg bieden, geen toekomst — alleen meer wanhoop.
En ik weet: de verhoudingen zijn niet gelijk. Er is asymmetrie. In macht, in middelen, in aantallen doden, in uitzichtloosheid. Maar dat mag ons er nooit van weerhouden om ieder menselijk verhaal serieus te nemen. Leed laat zich niet rangschikken. Het moet worden erkend zoals het is zonder afbreuk te doen aan de schaal van het leed in Palestina.
En juist daarom zeg ik: er moet veel meer gebeuren om dit lijden te stoppen. Wij, als land — en als Europa — kunnen en móeten meer doen. Om het geweld te beëindigen. Om levens te redden. Om rechtvaardigheid mogelijk te maken.Ik heb het afgelopen jaar veel gesprekken gevoerd met Palestijnen — en ik voer die gesprekken nog steeds. Soms in georganiseerde dialogen, soms spontaan. Vaak intens. Wat ik hoor zijn verhalen van verlies en verdriet. Van generaties die leven met het gevoel dat hun pijn niet telt.
Wat me raakt is hun kracht. Hun moed om te blijven spreken. Om het gesprek aan te gaan, ook als het moeilijk is. Ik leer van die gesprekken. Over onze geschiedenissen, die soms pijnlijk op elkaar lijken. Over gedeeld mens-zijn, ondanks alles. Die ontmoetingen veranderen mij. Ik wil die Palestijnen bedanken voor het delen van hun pijn. Zij hebben mij niet zachter gemaakt – maar wel dieper mens.
En daarom wil ik ook niet zwijgen over wat wij hier bespreken. Over de discriminatie van Palestijnen in Nederland. Mensen die worden uitgescholden. Die zich op hun werk of studie niet veilig voelen. Dat is niet de samenleving die we willen zijn. Discriminatie moet altijd en overal worden bestreden.
Tegelijk mogen we het gesprek over hoop en verandering niet verliezen. Ik blijf hopen. Hopen op een toekomst waarin we met elkaar blijven praten, ook als het moeilijk is. Blijven luisteren. Blijven verbinden. Ik steun iedereen — Palestijnen én Israëli’s — die proberen een andere werkelijkheid te bouwen. Een werkelijkheid van waardigheid, gelijkheid en vrede.
Tot slot,
Ik hoop dat er zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komt. Dat iedereen die vrij moet komen, ook werkelijk vrij zal zijn. En dat de mensen die ons in deze ellende hebben gestort — mensen die hun macht bouwen op angst, op haat, op verdeeldheid — voor eens en altijd van het politieke toneel verdwijnen.
Want wij verdienen allemaal beter.