Hoe landelijke subsidies steeds meer bepalen wat Rotterdam kan doen
Rotterdam staat voor grote maatschappelijke opgaven. We willen jongeren kansen bieden, wijken veiliger maken, woningen verduurzamen en inwoners ondersteunen die het moeilijk hebben. Maar terwijl deze uitdagingen groeien, heeft de gemeente steeds minder financiële ruimte om dit zelf te betalen. Daardoor wordt Rotterdam steeds afhankelijker van tijdelijk geld uit Den Haag.
Een belangrijk deel van dat geld komt via landelijke subsidies, zogenoemde specifieke uitkeringen, ook wel bekend als SPUK-middelen. Dit zijn subsidies waarbij de gemeente vooraf moet aantonen wat ze precies gaat doen, waarom dat nodig is en hoe het meerjarig wordt uitgevoerd. Denk aan geld voor gezondheidsprogramma’s, voor het isoleren van woningen, voor het herstel van gedupeerden van de kinderopvangtoeslag of, zoals deze week werd besproken, voor de aanpak van jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast.
Deze subsidies maken veel mogelijk. Zonder deze middelen zouden grote delen van het Rotterdamse beleid simpelweg niet uitgevoerd kunnen worden. Tegelijkertijd verschuift hierdoor langzaam maar zeker de plek waar politieke keuzes worden gemaakt. Waar dergelijke keuzes normaal via de gemeenteraad tot stand komen, worden ze nu steeds vaker vastgelegd in de subsidieaanvraag zelf. Dat gebeurt soms zelfs maanden voordat de raad er überhaupt over spreekt.
Een concreet voorbeeld laat zien hoe groot deze verschuiving is. Over enkele weken dient het college een subsidieaanvraag in voor ongeveer 33 miljoen euro, bestemd voor een aanpak voor jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast, die loopt tot eind 2029. In deze aanvraag moet de gemeente onder andere de visie op het beleid vastleggen, bepalen welke maatregelen daarin passen, aangeven hoe die samenhangen met andere plannen en tot slot een volledige meerjarige begroting opstellen. Op papier klinkt dat logisch, maar in de praktijk betekent het dat er inhoudelijke keuzes worden gemaakt over bijvoorbeeld de balans tussen preventie (zoals investeren in jeugd, onderwijs en kansen) en gezag (zoals handhaving en toezicht). Dat zijn politieke keuzes, maar ze liggen straks grotendeels vast voordat de raad ze bespreekt.
"De stad moet zelf aan het stuur staan, ook als het geld van elders komt."
De gemeenteraad komt daardoor pas in beeld op het moment dat de plannen al grotendeels in beton gegoten zijn. Veel raadsleden denken dan nog te kunnen bijsturen, maar dat is slechts schijn. Elke wijziging kan het risico vergroten dat de gemeente niet meer voldoet aan de voorwaarden van de subsidie, waardoor miljoenen euro’s op het spel komen te staan. Soms worden er via moties zelfs extra opdrachten toegevoegd, waardoor de plannen alleen maar zwaarder worden, minder samenhang hebben en moeilijker uitvoerbaar zijn.
Het probleem is niet dat de gemeente gebruikmaakt van landelijke subsidies. Het probleem is dat de manier waarop ze worden aangevraagd onvoldoende past bij hoe lokale democratie werkt. Zolang Rotterdam steeds afhankelijker wordt van Den Haag, moeten we zorgen dat de gemeenteraad tijdig betrokken wordt bij de keuzes die met dat geld samenhangen. Volt Rotterdam vindt dat de raad eerder en structureel moet meepraten over grote subsidieaanvragen, zodat niet de subsidievoorwaarden leidend worden voor de koers van de stad, maar de democratische keuzes van Rotterdam zelf.
Daarom hebben wij een motie ingediend met een helder doel: voorkomen dat belangrijke besluiten verschuiven van de politieke arena naar een ambtelijke aanvraagprocedure waar Rotterdammers weinig zicht op hebben. Deze motie is met brede steun aangenomen en daar zijn wij ontzettend blij mee. Want subsidies kunnen ons helpen vooruit te komen, maar het mag nooit zo zijn dat de voorwaarden en tijdspaden van Den Haag bepalen wat Rotterdam wil. De stad moet zelf aan het stuur staan, ook als het geld van elders komt.
Wil je een stad waar besluiten niet pas zichtbaar worden als het te laat is? Blijf ons volgen, wij laten zien hoe je lokale democratie sterker wordt.